Radio Geschiedenis In 1895 probeerde Nikola Tesla, beter bekend als de naamgever van een elektrische autofabrikant, een demonstratie te geven om elektrische signalen over een grote afstand te versturen. Helaas vatte zijn werkruimte vlam en kon hij het experiment niet uitvoeren. In hetzelfde jaar lukte het Guglielmo Marconi (beter bekend als de naamgever van een radio award) wel om als eerste een radioverbinding van enkele kilometers te maken met een zelfgemaakte zender en ontvanger die was gebaseerd op een oscillator van Tesla's ontwerpen. In Italië werd Marconi's werk niet op prijs gesteld en daarom ging hij naar Engeland. Daar wist hij grotere afstanden te overbruggen en kon hij in 1901 een bericht over de Atlantische Oceaan sturen. Ongeveer tegelijkertijd deed Alexander Stepanovitsj Popov hetzelfde. Beiden bouwden voort op het werk van Heinrich Hertz (beter bekend als de naamgever van de eenheid van radiogolven). Door de uitvinding van de elektronenbuis in 1906 werd het mogelijk werkelijke geluiden uit te zenden. Berichten konden nu rechtstreeks ingesproken worden en hoefden niet meer in morsecode vertaald te worden. Na de ontwikkeling van de transistor in 1947 werd het mogelijk veel kleinere ontvangers te bouwen, die tevens minder energie nodig hebben om te kunnen werken.
In Nederland werd het eerste radioprogramma uitgezonden op 6 november 1919 door Hanso Schotanus à Steringa Idzerda (Idz) vanuit Den Haag. In het NRC kondigde hij zijn radio uitzending Radio Soireé-Musicale aan waarmee hij de eerste commerciële radio zender ter wereld was.
In de vroege jaren twintig kwamen verschillende merken met radio's op de markt die de liefhebbers wel zelf thuis nog even in elkaar moeten zetten.
Rond 1925 ontwikkelde zich het bijzondere systeem van radio-omroep in Nederland, pluriforme bestel. In tegenstelling tot landen als de VS waar al vroeg veel commerciële omroepen ontstonden (NBC, CBS, ABC), en landen als het Verenigd Koninkrijk, waar staatsradio ontstond (BBC), ontstond in Nederland een systeem met onafhankelijke omroepen, die samen de zenders deelden. Al snel waren er twee zenders. Op de ene zonden de religieuze KRO en NCRV uit, op de andere de "algemene" AVRO en de socialistische VARA. De zendtijd van de vrijzinnig-protestantse VPRO was verdeeld over beide zenders. Bij al deze omroepen staat de R in hun naam voor Radio. De radiozenders vestigde zich in Hilversum omdat daar de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek (NSF) in 1923 een radio station opgerichte; de Hilversumsche Draadlooze Omroep (HDO). Hierdoor werd Hilversum de media hoofdstad van Nederland.
In 1928 deed radio-sportverslaggever Han Hollander voor het eerst live verslag van een voetbalwedstrijd; Nederland-België op 11 maart 1928 (uitslag 1-1).
In de jaren dertig werd de radio meer een massamedium. Er werd nieuws live in de huiskamer gebracht. Radio werd als een van de wonderen van de moderne tijd beschouwt. Maar er was ook angst voor moreel verval, voor verspreiding van vreemde ideeën en gedachten. En dus kwam de behoefte aan controle en beheersing bij de politiek en de diverse maatschappelijke groeperingen. In 1930 kwam de minister van Waterstaat met het Zendtijdbesluit: de zendtijd per omroep werd evenredig verdeeld. De AVRO, KRO, NCRV en VARA kregen ieder 20% en 5% van de zendtijd ging naar de kleine omroeporganisaties als de VPRO.
Het aantal radioluisteraars groeide gestaag, in 1930 waren er 140.000 luisteraars, maar in 1931 waren dat er al 430.000. Amusement kwam op met programma’s zoals de Bonte Dinsdagavondtrein (Guus Weitzel). In dit programma, een soort bonte avond, werd het publiek per trein naar Hilversum vervoerd en met een VARA Fanfareorkest naar de AVRO-studio’s begeleid. Het was het meest beluisterde radioprogramma van vóór de Tweede Wereldoorlog.
In de tweede wereld oorlog werd de radio gebruikt als geheim communicatie middel van het verzet via Radio Oranje. De Duitse bezetter had het bezit van de radio verboden maar toch hielden vele Nederlanders hun geliefde radio.
In 1948 waren er 1.3 miljoen radiotoestellen in Nederland. Het fenomeen radio werd een alledaags verschijnsel. Tot ver in de jaren 50 zaten dagelijks vele mensen aan de radio gekluisterd voor hoorspelen, actualiteiten en populaire programma’s als Familie Doorsnee. Met de komst van de televisie moest de radio wel wat terrein inleveren, toch bleef radio overeind.
De commerciële piratenzenders uit de jaren 60 en 70 van de 20e eeuw, zoals Radio Veronica en Radio Noordzee, trokken veel luisteraars bij de jongere generatie van toen. Zij luisterden massaal naar de nieuwe muziek die door deze stations werd gedraaid. En de nu overbekende fenomenen als de discjockey, de hitparade en het horizontaal programmeren (ieder dag op hetzelfde tijdstip hetzelfde programma) vonden hun oorsprong in deze revolutionaire radiotijd. De publieke radiozender besloten in 1967 ook commercials uit te zenden zoals de piraten zenders deden.
Na het verdwijnen van de zeezenders, hadden de publieke omroepen de Nederlandse ether weer voor zichzelf. Dit duurde echter niet lang: vanaf eind jaren ’70 begonnen de eerste landpiraten met uitzenden. Deze illegale radiostations zonden uit op de FM-band. Halverwege de jaren ’80 waren er honderden piratenzenders in Nederland: kleine, die alleen in het weekend uitzonden, maar ook professionele radiostations, die dag en nacht in de lucht waren, in een groot gebied te ontvangen waren en ook radiocommercials uitzonden. Enkele bekende voorbeelden hiervan zijn Radio Decibel (Amsterdam), Hofstad Radio (Den Haag) en Radio Keizerstad (Nijmegen).
Het succes van de piraten was een doorn in het oog van de publieke omroepen en doordat sommige piratenzenders ook stoorden op luchtvaartfrequenties, besloot de overheid steeds strenger op te treden. De Radio Controle Dienst (RCD) haalde radiopiraten uit de lucht, waardoor de meesten besloten te stoppen. Eind jaren ’80 waren de meeste piraten verdwenen of gingen piraten op in lokale omroepen.
In 1988 was in Nederland het eerste commerciële radiostation te ontvangen, Cable One. Zij hanteerde een ‘middle of the road’ format, had populaire Nederlandse deejays (waaronder Tom Mulder, Kas van Iersel en Linda de Mol) én zond Nederlandse radiocommercials uit.
Omdat het bedrijven van commerciële omroep in Nederland op dat moment verboden was, hadden de oprichters van Cable One een slimme constructie bedacht: het radiostation had een Engelse uitzendlicentie en was via de satelliet te ontvangen in heel Europa. Nederlandse kabelbedrijven pikten dit signaal uit de lucht en gaven het door via hun kabelnetwerken. Via een soortgelijke ‘U-bocht constructie’ begonnen later dat jaar nog twee ‘internationale’ commerciële radiostations met hun uitzendingen: Radio 10 en Sky Radio.
De politiek probeerde de commerciële zenders in de jaren 90 tegen te werken. Hoewel Nederlandse commerciële radio was toegestaan, kregen zenders als Sky Radio, RTL Rock Radio en Radio 538 geen FM-frequenties. Ze konden alleen via de kabel uitzenden, waardoor ze niet waren te ontvangen in de auto en op de meeste werkplekken. In 1992 wisten de commerciële stations via een procedure bij het College van Beroep voor Bedrijfsleven een aantal zogenaamde ‘restfrequenties’ te bemachtigen. Hierdoor werden de best beluisterde radio stations in Nederland een mengelmoes van publieke en commerciële radio stations zoals Radio 2, Q-Music, Radio 10, Radio 538, Radio 1, Sky Radio, Radio 5, Veronica, 100% NL, Radio 4, 3FM, SLAM, etc.
FM was altijd het belangrijkste distributiemiddel voor radiostations, maar beluistering via internet en bijvoorbeeld DAB (Digital Audio Broadcasting) nam snel toe. Hierdoor ontstond er meer ruimte voor nieuwe radiostations. Daarnaast verspreidden radiostations hun content steeds vaker via andere kanalen, zoals social media en digitale televisie. En ondanks de toegenomen concurrentie van andere media, zoals YouTube, Spotify, iTunes en TikTok, bleef radio onverminderd populair. Anno 2021 luisterden wekelijks meer dan 14 miljoen Nederlanders naar de radio.