Radiotechniek
Het basis principe van radio is zenden en ontvangen. De Radiozender zendt radiogolven en het radio apparaat ontvangt. Radiogolven zijn net als Röntgenstralen Elektromagnetische golven. Een deel van de Elektromagnetische golven is zichtbaar, dat is gewoon licht. De andere golf frequenties zijn niet zichtbaar. De eenheid van de frequentie van een elektromagnetische golf is naar Hertz vernoemd (kiloHertz, MegaHertz of GigaHertz). De afstand tussen de 2 toppen van een golf (met dezelfde fase) noemen we de “golflengte” welke uitgedrukt is in meters. De frequentie is het aantal golftoppen per seconde, ofwel het aantal trillingen van de golf per seconde. Met radiogolven kunnen we geluid en gegevens over hele grote afstanden versturen, tot wel ver in de ruimte. Een radiogolf verplaatst zich met de snelheid van het licht (ongeveer 300.000 km per seconde).

Om een radio golf te maken moet het geluid omgezet worden in een signaal door middel van bijvoorbeeld een microfoon die er een elektrisch signaal van maakt. Met de oscillator wordt het opgewekte signaal veranderd (gemoduleerd). De oscillator is een schakeling die een periodiek signaal opwekt. Zo'n radiofrequente signaal doet dienst als draaggolf. De modulatie is nodig om informatie (geluid, beeld, databestand) over te kunnen dragen. Het komt erop neer dat de draaggolf van vorm wordt veranderd en dat de informatie door de ontvanger (zit in de radio) is te lezen aan de hand van die vervorming. De meest voorkomende vormen van modulatie zijn amplitudemodulatie (AM) en frequentiemodulatie (FM). FM-uitzendingen leveren een hogere geluidskwaliteit dan AM-uitzendingen. De bandbreedte is het verschil tussen de hoogste frequentie en de laagste frequentie die doorgelaten wordt. De FM frequentieband loopt van 87.5 tot 108 MHz (en beslaat dus 20.5 MHz). Een FM radiosignaal heeft ongeveer 200 kHz bandbreedte nodig. Er kunnen daarom 5 FM signalen in 1 MHz. Dat betekend dat er op de FM frequentieband maximaal 102 FM zenders kunnen.

De radiogolven worden uitgezonden middels een zendmast, een hoge constructie waar een antenne aan bevestigd is die het radiosignaal de ether in stuurt. De zendmast in Lopic is het hoogste gebouw in Nederland met 372 hoogte. De zendmasten staan zo hoog omdat de radiogolven door gebouwen en bergen verstoord kunnen worden. Hoe hoger de zendmast hoe minder verstoringen.

Aan de ontvangstzijde wordt het uitgezonden signaal door de ontvangstantenne opgevangen en doorgegeven aan de ontvanger. In het begin waren dit kristalontvangers, die het geluid met behulp van een hoofdtelefoon hoorbaar maakten. Na de uitvinding van de elektronenbuis (kortweg "buis" en in de volksmond "lamp" genoemd) werden ontvangers daarmee uitgerust, waardoor deze van betere kwaliteit werden. Ook kon door versterking het geluid door een luidspreker worden weergegeven. De eerste bakbeesten van radio’s waren geboren. In 1947 werd de transistor uitgevonden voor de radio (transistor radio), waardoor de omvang van de radio vele malen kleiner werd.

Een verbinding wordt als volgt opgezet:
1. Data wordt omgezet naar een elektrisch signaal
2. De data wordt op de draaggolf gezet middels een modulatieschema
3. De antenne zorgt ervoor dat het gemoduleerde signaal opgezet wordt naar een elektromagnetisch signaal.
Visa versa werkt het hetzelfde. De antenne ontvangt het signaal en zet deze weer om in een elektrisch signaal welke vervolgens gedemoduleerd en gelezen wordt.