Film editing
Rond 1890 ontstonden er de eerste films van celluloid. Deze filmrollen bestonden uit 24 frames per seconde, wat inhield dat er 24 foto's (frames) per seconde werden gemaakt. Dit worden analoge films genoemd, maar strikt genomen klopt dit niet omdat er dan een continue stroom van beelden zou moeten zijn. Een klassieke filmrol kon maximaal 10 minuten aan film bevatten, daarna moest de filmrol vervangen worden door een ander. De eerste films waren daardoor korte films, meestal bestaande uit één lang shot. Rond 1900 werden er meerder shots opgenomen op meerdere filmrollen. Door filmrollen in de postproduktie aan elkaar te plakken konden er speelfilms gemaakt worden met een verhaallijn. Le voyage dans la lune (fantastische science fiction film) is de eerste lange speelfilm van 80 minuten. Er werden lange scènes opgenomen zodat er grote stukken van film aan elkaar geplakt konden worden waardoor er weinig duur filmmateriaal verloren ging. Het in elkaar zetten van een film, editen, ging letterlijk met een schaar en plakband. De termen knippen (cut) en plakken (paste) komen uit de filmindustrie. Na de schaar kwamen er apparaten die er voor zorgde dat er met een machine geknipt en geplakt kan worden. Tevens konden deze apparaten de film precies op 1 frame stil zetten zodat er nauwkeurig ge-edit kon worden en werden de stukken celluloid aan elkaar gelast. Een filmeditor moet de verschillende shots in een samenhangende volgorde plaatsen zodat het een film wordt. Voor de komst van de geluidsfilm moest het verhaal in zijn geheel door het beeld verteld worden. Hierdoor moest de editor alles uit de kast halen om een begrijpbare film voor het publiek te maken. Sommige filmmakers beweren dat met de komst van de geluidsfilm de ontwikkeling op het gebied van editing stil kwam te liggen.
Montage technieken
In de montage kamer wordt een speelfilm in elkaar gezet vanuit alle losse shots die tijdens de opname periode gemaakt zijn. Door de losse shots op een bepaalde manier achter elkaar te zetten ontstaat een unieke scene die weer onderdeel is van een film, dit maakt film uniek ten opzichte van andere visuele uitingen. Montage technieken ontstonden rond 1900 toen de eerste fictie films gemaakt werden. Deze vroege filmregisseurs ontdekten de belangrijke aspecten van de bewegende beeldtaal; dat het niet nodig is om een compleet persoon van top tot teen in beeld te laten zien en dat door twee shots achter elkaar te zetten, de kijker een contextuele relatie creëert.
De technieken stonden volledig in dienst van het verhaal, dit heet continue editing. De toeschouwer moet één doorlopende actie waarnemen die lineair, logisch en chronologisch ontwikkelt. Voorbeelden van continue editing zijn
a. 180 degree rule; camera blijft op een denkbeeldige as van de twee sprekende personages.
b. Establishing shot; totaal shot zodat de gehele omgeving getoond wordt.
c. Shot reverse shot; personage kijkt naar iets wat in het volgende shot getoond wordt.
D. W. Griffith is een van de bekendste filmakers die de continue editing techniek gebruikte in zijn films “Birth of a Nation” en “Intolerance”. Andere filmmakers zoals Eisenstein gebruikte editing om verschillende shots die niet direct met elkaar te maken hadden achter elkaar te zetten zodat de kijker zelf een idee vormden over de twee beelden. Een voorbeeld is een slager die zijn vlees snijdt gevolgd door het beeld van soldaten die op een groep mensen schieten. Een andere techniek die hij gebruikte was ritmisch monteren waarbij ieder shot even lang duurde ongeacht de actie in het shot.
Computer
Door de komst van de computer konden beelden makkelijker gemanipuleerd worden. Dit werd hiervoor ook gedaan maar dit vergde veel creativiteit van de filmmakers. Er werd met zwarte doeken en kleding gewerkt en beelden werden over elkaar geplakt om bijvoorbeeld een zwevend hoofd te creëren. De computer haalde veel beperkingen weg zodat vooral science fiction films de fantasie werelden tot leven konden brengen. Maar ook films over de prehistorie met dinosaurussen zoals in Jurassic Park zouden niet zonder de computer gemaakt kunnen worden. De computer zorgde er ook voor dat er digitaal ge-edit kon worden in plaats van analoog met het 32 mm film materiaal. Programma’s als Avid, Final Cut Pro of Premiere Pro versnelde het edit proces en gaven vele extra mogelijkheden voor de editor zoals het direct invoegen van geluidseffecten, titels, swipe overgangen, beeld in beeld, inzoomen, kleur aanpassen en muziek toevoegen.
|